Wat speelt er landelijk op het niveau van de centrale overheid en wat is de lokale vertaalslag.

Sinds 1 januari 2015 kent Nederland een nieuwe jeugdwet, niet de overheid maar gemeenten worden verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Het voornaamste doel wat hierin gesteld is, is dat ouders/ verzorgers minder zorg afhankelijk worden en eerder gaan kijken of hun opvoedvraag of probleem opgelost kan worden door behulp van hun eigen netwerk. De nieuwe jeugdwet kent 5 uitgangspunten. Een daarvan vind ik het meest interessant voor mijn casus. Namelijk het uitgangspunt: Preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden van jeugdigen en hun ouders, met inzet van hun sociale netwerk. Als ik hierin een vertaalslag maak naar hoe een sociaal werker hierin van betekenis kan zijn, is dat minder snel naar een oplossing wordt gezocht bij de gemeente en hulpverleningsinstanties maar dat het gaat om samen met de cliënt te kijken naar zijn of haar sociaal netwerk, en of daar eventueel mensen inzetbaar zijn tot het bieden van hulp.

 

Hoe ziet de sociale kaart eruit? 

Mijn casus speelt zich af in een dorp dat valt onder gemeente Meerssen, vanuit hier ben ik gaan kijken naar welke instellingen allemaal eventueel hulp bieden met betrekking tot opvoeden, en ook opvoeden in het publieke domein. Ik kwam er achter dat in een dorp je weinig tot geen instellingen hebt die je hierbij kunnen helpen. Je zult dan ook richting de stad moeten gaan wil geholpen worden door een organisatie of instelling. Wel heeft het dorp een eigen basisschool waar je terecht zou kunnen met eventuele vragen, ook is er een consultatiebureau waar je terecht kunt. 

 

Vanuit de samenwerking tussen gemeenten: Maastricht, Eijsden-Margraten, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Gulpen-Wittem en Meerssen is er het Centrum voor Jeugd en Gezin beschikbaar voor mensen die vragen of problemen hebben bij de opvoeding. In het Centrum voor Jeugd en Gezin bundelen deskundigen hun kracht op het gebied van opvoeden en opgroeien en helpt zowel bij kleine als bij grote vragen voor kinderen en jongeren vanaf 9 maanden tot 23 jaar. 

 

Maatschappelijke trends

Het hoofddoel van de nieuwe Jeugdwet is om ouders minder zorgafhankelijk te laten zijn van organisaties en instellingen en dat ze eerst zelf kijken binnen hun eigen netwerk voor hulp en advies bij opvoedvraagstukken. Het motto is dan ook "opvoeden doen we samen". Als sociaal werker wil je gezinnen dan ook versterken door in te zetten op sociale netwerken en het positief aandacht te geven. Want alles wat aandacht krijgt groeit! Om deze visie te onderbouwen heb ik gebruik gemaakt van de presentatie en een artikel van Goos Cardol. Hij zegt namelijk dat er een enorme vraagverlegenheid aanwezig is in onze samenleving, de samenleving wordt door vele als individualistisch bestempeld. Burgers zouden niets meer voor elkaar over hebben waardoor men erg op zichzelf wordt teruggeworpen bij problemen. Dit heeft vaak te maken met het feit dat men niet altijd de ruimte voelt om anderen met de eigen zorgen te belasten. Ik ben het dan ook eens met wat Goos Cardol zegt. Ik denk dan ook dat ouders van nu het een taboe vinden rondom het openbaren van hun onzekerheid en het stellen van vragen geslecht lijkt te zijn. Tevens ben ik het ook eens met wat Goos vertelde in zijn lecture over dat we in onze westerse samenleving sterk de behoefte hebben om soms gewone zaken te problematiseren, we maken het vaak groter dan het eigenlijk is. 

 

Hoe kan het gezien worden op microniveau?

In een onderzoek van het NJI spreekt Micha de Winter over dat ouders last hebben van 'opvoedingskramp'. Dit is dat ouders het eigenlijk allemaal te goed willen doen en te hoge eisen stellen aan hun eigen opvoedingscapaciteiten. Ook wordt er in het onderzoek gesproken over helikopterouders en achtertuin kinderen. Deze termen houden in dat ouders van nu al zoveel informatie hebben over opvoeden en opgroeien en wat een normale ontwikkeling is. Het begint al tijdens de zwangerschap: wordt het een jongen of een meisje, heeft het kind Downsyndroom en noem maar op. Al deze kennis wordt niet minder naarmate het kind opgroeit. Er wordt voor elk probleem een oplossing bedacht. Uit dit alles komt dan ook in het onderzoek naar voren dat als gekeken wordt op het microniveau van de ouders ze zich vaak tekortgeschoten voelen: ze hadden immers kunnen weten en anders kunnen handelen. De kennis van wat allemaal fout kan gaan, plus het idee dat ze er wat aan kunnen doen, zorgt voor overbeschermend gedrag bij ouders. De kinderen van deze ouders krijgen dan ook het etiket 'achtertuinkinderen'; uit angst dat hun wat overkomt spelen ze alleen nog maar in hun eigen tuin, ver weg van de boze buitenwereld. Professor Jan Derksen zegt hier dan ook over dat: "als deze kinderen als jongeren in de echte wereld terechtkomen, hebben ze te weinig eelt op de ziel". Hier ben ik het dan ook mee eens. Ik denk dan ook dat je als sociaal werker samen met het gezin kunt kijken naar hoe het komt dat ouders zich misschien tekortgeschoten voelen en door ze kennis te laten vernemen over hoe anderen in hun eigen netwerk het aanpakken je ze laat zien dat deze opvoedingsonzekerheid helemaal niet nodig is. Hierbij ben ik dan ook van mening dat door versterking van het eigen netwerk de drempel verlaagd wordt waardoor ouders eerder geneigd zijn hun eigen onzekerheden bloot te geven en dat daarom ook ouders weer opnieuw de stap durven zetten om advies te vragen aan anderen. 

 

waar komt mijn informatie vandaag?

De informatie die ik gebruik heb voor het onderbouwen van mijn eigen visie op opvoeden zijn afkomstig uit het college en een artikel van Goos Cardol, uit een onderzoek van het NTI dat heet 'Die jeugd van tegenwoordig" en de aangeven literatuur van het afgelopen jaar.