Pitch Visietafel

Vanuit de huidige maatschappij wordt anders tegen opvoeden aangekeken dan een aantal jaren geleden. Waar vroeger de waarden en normen over opvoeden meer eensluidend waren en de grenzen op straat, school en thuis op dezelfde manier gelegd werden, is dit nu niet meer zo vanzelfsprekend.

 

Als we kijken op macroniveau kunnen we ons de vraag stellen wie nou eigenlijk de grenzen bepaald? Aangezien de jeugdwet sinds 1 januari 2015 niet meer onder de verantwoordelijkheid van de overheid valt maar onder die van de gemeente. In een maatschappij waar individualiteit, diversiteit en privacy hoog in het vaandel staat, is een door iedereen gedragen opvoedkader met dezelfde waarden en normen niet meer vanzelfsprekend. Sterker nog er lijkt een vacuüm te zijn ontstaan, dat allengs opgevuld wordt door de overheid. Het eigenlijke doel van de nieuwe jeugdwet is dan ook dat ouders minder zorgafhankelijk worden en ondersteuning zoeken in hun eigen netwerk. Op mesoniveau zien we dan opvallend terugkomen dat de afgelopen jaren juist 40 procent van de GGZ patiënten jongeren zijn onder de 25 jaar. Maatschappelijk gezien kamt de jeugdzorg met ‘veiligheidsutopie’, “ieder kind moet gered worden”. Als je dit vertaald naar mijn opvoedthema grenzen stellen zien we bijvoorbeeld dat als er te weinig grenzen gesteld worden, kinderen gaan geloven dat ze geweldig zijn. Met als gevolg narcistische kinderen, die ook op volwassenleeftijd, niet tegen kritiek kunnen en agressief gedrag vertonen als ze gekrenkt worden. Wat weer kan leiden tot een groter risico op verslaving, depressie en angststoornissen.

 

Op microniveau wordt dan ook gesproken over helikopterouders, dit zijn ouders die hun kinderen teveel bescherming bieden en moeite hebben met het vinden van de balans tussen ondersteuning bieden, grenzen stellen en ze ervaringen laten opdoen door deel te nemen aan de buitenwereld. Dit zie ik ook terug bij mijn casus, moeder heeft dan ook moeite met het stellen van grenzen en geeft meestal toe aan haar dochtertje. Ook is ze heel beschermend naar haar dochter toe. Dit doet ze door vaak tegen haar dochter te zeggen als ze op ontdekking gaat: “doe dat maar niet dat is gevaarlijk”. Professor Jan Derksen zegt dan ook dat: “Als deze kinderen als jongeren in de echte wereld terechtkomen, hebben ze te weinig eelt op de ziel”. Micha de Winter spreekt dan ook over opvoedingskramp of opvoedingsonzekerheid, dit is dat ouders het te goed willen doen en teveel eisen stellen aan hun eigen opvoedingscapaciteiten. De conclusie van een onderzoek over opgroeien in Nederland zegt dan ook: “opvoeders moeten leren opvoeden. Ouders vinden daarbij echter onvoldoende steun in hun directe omgeving. De micro-sociale structuren waarbinnen ouders hun kinderen grootbrengen zijn zodanig afgekalfd dat daarvan weinig steun bij de opvoeding te verwachten valt”.

 

Ik denk dan ook dat ouders van nu het een taboe vinden rondom het openbaren van hun onzekerheid en het stellen van vragen lijkt geslecht te zijn. En dat door juist al deze informatie en adviezen zoals bijvoorbeeld de super nanny ouders zich tekortgeschoten voelen en daarbij misschien bekritiseerd denken te worden door hun eigen netwerk.